De zelfstandige arts en zijn beroepskosten

11.05.2010


De meeste startende artsen beginnen te werken op zelfstandige basis. Vanuit fiscaal oogpunt zal een zelfstandige arts personenbelasting dienen te betalen op zijn/haar netto-beroepsinkomsten. Om de netto-beroepsinkomsten te bepalen, worden alle beroepskosten afgetrokken van het bruto-inkomen. Hierdoor vermindert de belastbare basis en dient minder belasting te worden betaald aan vadertje staat. De verleiding is derhalve groot om zoveel mogelijk kosten als aftrekbare beroepskosten in te brengen. Let er wel op dat niet alle kosten als beroepskosten zullen worden beschouwd. Daarenboven zijn bepaalde kosten immers integraal aftrekbaar, andere slechts beperkt.

Er kan slechts sprake zijn van beroepskosten indien de gedane uitgaven tegelijkertijd aan drie voorwaarden voldoen:

  • De uitgaven moeten gedaan zijn in functie van de artsenactiviteit en erop gericht zijn  beroepsinkomsten te verwerven of te behouden. Er moet dus een band bestaan tussen het artsenberoep en de uitgave. Indien er uitgaven zijn die zowel beroepsmatig als privé zijn, dan kunnen ze in de kost opgenomen worden voor het beroepsgedeelte ervan. Deze kosten hebben o.m. betrekking op elektriciteit en verwarming van de privé-woning vermits de praktijkruimte hierin vaak geïntegreerd is, alsook autokosten en kosten van het internetabonnement;
  • De uitgaven dienen aangetoond te worden door middel van o.m. facturen en ontvangstbewijzen;
  • Enkel de kosten die werkelijk betaald zijn kunnen ingebracht worden, ook al heeft de uitgave betrekking op een ander jaar (vb. achterstallige betalingen).


Persoonlijke uitgaven zullen niet als beroepskost aanvaard worden vermits ze niet nodig zijn om het artsenberoep te kunnen uitoefenen. Dit geldt ook voor onredelijke uitgaven. Hieronder dient te worden verstaan, de uitgaven die voortkomen uit een bepaalde levensstijl die niet noodzakelijk is voor het bekomen of behouden van de beroepsinkomsten. Voorbeelden hiervan zijn onredelijke restaurantkosten en reiskosten. Het is echter aan de fiscus om het bewijs te leveren van de onredelijkheid van deze uitgaven, en dit zonder zich uit te spreken over de wijze waarop u uw beroepsactiviteit voert.

Indien een zelfstandige arts er voor opteert om zijn beroepskosten niet te bewijzen, geniet men automatisch het wettelijk forfait (aanslagjaar 2010: 3.590 Euro). De praktijk wijst echter uit dat het maximum van het wettelijk forfait snel bereikt is en doet men er goed aan de beroepskosten te gaan bewijzen. Mochten de werkelijke beroepskosten toch lager uitvallen dan het wettelijk forfait, dan zal de fiscus tevens automatisch het forfait toepassen.

In een latere nieuwsbrief zullen de beroepskosten in kader van een artsenvennootschap toegelicht worden, alsook concrete voorbeelden aangehaald worden van allerhande beroepskosten.

Jaimie Wilms, Senior Advisor Alaska

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht