Kritische lezing van “Infobox RIZIV – Wegwijzer voor de geneesheer-specialist"

18.02.2009

Op 11.12.2008 zond Dr. Bernard HEPP, geneesheer-directeur-generaal van de Dienst geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) van het RIZIV, aan alle geneesheren-specialisten in opleiding, geneesheren-specialisten stagemeesters, en geneesheren-specialisten verantwoordelijken van een LOK-groep, een mooi ogende en interessante brochure met als doel “eventuele inbreuken uit onwetendheid op de wetgeving inzake geneeskundige verzorging en uitkeringen te voorkomen” (einde citaat).

Jammer genoeg ontsieren enkele storende fouten de brochure. Op 06.01.2009
stuurde Dr. Marc MOENS, ondervoorzitter BVAS, hierover een omstandige brief aan het RIZIV ter attentie van de Heer Jo De COCK, administrateur-generaal, Dr. Bernard HEPP en Dr. Ri DE RIDDER, directeur-generaal, leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige verzorging. In een gedetailleerde bijlage vroegen we voor een 65-tal punten verbeteringen en/of verduidelijkingen aan. Het is natuurlijk jammer dat we dit slechts hebben kunnen doen nadat de duizenden brochures de RIZIV-deur uitgingen.

Twee onaanvaardbare fouten staan op bladzijde 13, op de eerste bladzijde van het “1ste deel - Algemeen kader”.


1. Onder “I.1.Wat betekenen de begrippen bachelor, master en master na master?” moeten we lezen dat “De eigenlijke opleiding tot specialist een Master Na Master-opleiding (is)”. Dit is flagrant in tegenstrijd met de in voege zijnde federale wetgeving en het is ergerlijk dat een federale instelling als het RIZIV de “MaNaMa” als een feit voorstelt, terwijl het niet meer is dan wishful thinking van een aantal professoren. Het enige dat hierover in België bestaat, is een decreet van de Franse Gemeenschap dat aan de Franstalige universiteiten een “master complémentaire” heeft ingevoerd om een diploma van specialist te bekomen. Op het bevoegde federale niveau van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en huisartsen en de erkenningscommissies bestaat dit diploma voor specialisten niet, laat staan dat de MaNaMa-gedachte zou meetellen.

2. Onder “I.2. Wanneer kan ik mijn opleiding starten?” staat een ongelooflijke blunder. Het starten van de opleiding vereist ondermeer dat de kandidaat in het bezit moet zijn van een stageplan. Dat stageplan moet aanvaard zijn, maar uiteraard niet door een “erkende faculteit” maar wel door de erkenningscommissie van het specialisme waarin de kandidaat zijn opleiding wil starten.



Een majeur bezwaar maakt Dr. M. Moens tegen de tendentieuze voorstelling en het gebruik van de term forfaitaire vergoeding in “Hoofdstuk V. Hoe moet ik aanrekenen?”, punt 6 “Bestaat er forfaitaire vergoeding in het ziekenhuis?” (blz. 68-69). Het aanrekenen van de honoraria klinische biologie en radiologie horen niet thuis in de reeks forfaits voor vergoedbare geneesmiddelen, per gewone opname of bij daghospitalisatie. Het betreft daarentegen forfaitaire honoraria klinische biologie of radiologie die worden omschreven in de nationale commissie artsen – ziekenfondsen en in het Verzekeringscomité. Ze zijn wettelijk eigendom van de artsen – verstrekkers zoals om het even welk ander honorarium.
We hebben aan de RIZIV-verantwoordelijken gevraagd de verbetering van deze fouten schriftelijk te bezorgen aan allen die de brochure ontvingen.

De brief en de bijlage met alle details kunt u hier raadplegen.

Dr. Marc Moens,
Secretaris-generaal VBS,
Ondervoorzitter BVAS.



 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht