Meldingsplicht bij kennis van misbruik (Monard-D'Hulst)

24.01.2013


De bekentenissen van psychiater Dr. Vandereycken over intieme relaties met een aantal van zijn patiëntes heeft de laatste dagen heel wat stof doen opwaaien. In de media werd voornamelijk de Orde van Geneesheren met de vinger gewezen voor haar patiëntonvriendelijke, niet-transparante en soms incorrecte aanpak in de tuchtrechtelijke behandeling van de dossiers.

Welke taak collega-zorgverleners precies hebben bij kennis van een dergelijk misbruik, is een aspect dat tot nog toe minder werd belicht. Nochtans rust op u als zorgverlener in bepaalde omstandigheden wel degelijk een plicht om te handelen.

Als zorgverlener bent u gebonden door het beroepsgeheim (art. 458 Sw.). In een aantal gevallen heeft u evenwel het recht of zelfs de plicht om dat beroepsgeheim te doorbreken in functie van een hoger belang. Een van die spreekmogelijkheden vindt u in artikel 458bis Sw., dat u – onder strikte voorwaarden - toelaat een misdrijf waarvan u kennis heeft ingevolge de uitoefening van uw functie als zorgverlener te melden aan de Procureur des Konings.

Dit artikel werd recent nog gewijzigd en sterk uitgebreid. De wijziging trad op 30 januari 2012 in werking en is zeer relevant voor de voorliggende problematiek. Deze My Lawyer Info zet voor u de voornaamste aspecten op een rij.

1. Bepaalde misdrijven bij kwetsbare personen
Opdat u uw beroepsgeheim geoorloofd zou doorbreken, dient het te gaan om een specifiek misdrijf gepleegd op een kwetsbaar persoon.

1.1 Kwetsbare personen
Een belangrijk gevolg van de recente wetswijziging is de uitbreiding van de categorie van personen op wie het misdrijf moet zijn gepleegd. Waar voorheen art. 458bis Sw. de doorbreking van het beroepsgeheim enkel voorzag voor misdrijven op minderjarigen, is dat nu uitgebreid naar personen die kwetsbaar zijn als gevolg van hun leeftijd, zwangerschap, een ziekte of lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid. Psychiatrische patiënten kunnen bijvoorbeeld onder dit toepassingsgebied worden gebracht.

1.2 Specifieke misdrijven
U mag niet eender welk misdrijf melden aan de Procureur des Konings. De wetgever heeft de categorie van misdrijven specifiek omschreven. Het gaat meer bepaald om aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, opzettelijk doden en opzettelijke slagen en verwondingen, genitale verminking, verlating en het onthouden van voedsel en verzorging.

2. Gevaar voor de integriteit van de kwetsbare persoon
Het feit dat u een gepleegd misdrijf hebt vastgesteld bij een patiënt, volstaat niet om melding te mogen doen. Er moet nog wel degelijk een gevaar bestaan, voor de specifieke kwetsbare persoon of voor andere kwetsbare personen.

2.1 Gevaar voor de integriteit van de kwetsbare persoon
U mag het misdrijf melden aan het parket, indien er nog een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon.
Waar in de oude versie van art. 458bis Sw. nog werd vereist dat u zelf voorafgaand aan de melding een gesprek had met het slachtoffer of het slachtoffer had onderzocht, heeft men deze voorwaarde – terecht – laten vallen. Vandaag kan u dus ook een strafklacht indienen op basis van gegevens van derden of op basis van informatie van de dader van het misdrijf.

2.2 Aanwijzingen van een gewichtig en reëel gevaar voor andere kwetsbare personen
Een zeer belangrijk gevolg van de wetswijziging is dat het gevaar voor de fysieke of psychische integriteit niet meer enkel betrekking moet hebben op het slachtoffer. Ook wanneer het slachtoffer zelf niet meer in gevaar verkeert, maar er wel aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar voor andere kwetsbare personen (die bijvoorbeeld nog in behandeling zijn bij de betrokken zorgverlener), mag u uw beroepsgeheim doorbreken en aangifte doen bij het parket.

3. Proportionaliteit
Dat u een misdrijf heeft vastgesteld bij een kwetsbare persoon in een situatie waarin er nog gevaar bestaat voor de integriteit van een (andere) kwetsbare persoon, betekent niet dat u meteen tot melding mag overgaan. Eerst moet u immers nagaan of u deze integriteit niet zelf of met behulp van anderen kan beschermen. De wetgever heeft hiermee een proportionaliteitstoets ingevoerd.

3.1 Ernst van de aanwijzingen
Deze proportionaliteitstoets houdt in de eerste plaats in dat uw handelen in verhouding moet staan tot de ernst van de aanwijzingen. Het spreekt voor zich dat u geen strafklacht moet gaan indienen voor een eenmalig, vaag gerucht waarvan u niet de mogelijkheid heeft om de waarheid ervan te achterhalen.

Anders wordt het natuurlijk wanneer u aanwijzingen krijgt met een ernstig en/of onrustwekkend karakter: u hoort bijvoorbeeld meerdere verhalen m.b.t. dezelfde zorgverlener, er worden ernstige feiten aangekaart door een familielid van het slachtoffer, u heeft een gesprek met het slachtoffer zelf, u doet zelf een aantal verdachte vaststellingen, …

Als er een redelijk vermoeden is (op basis van voldoende betrouwbare gegevens) over het bestaan van een misdrijf, kan u niet blijven stilzitten en heeft u zelfs de plicht om te handelen. Die plicht is niet louter deontologisch, maar ook juridisch. In de eerste plaats dient u zich immers te gedragen naar de zorgvuldigheidsnorm, volgens welke u moet handelen zoals een normaal zorgvuldig arts geplaatst in dezelfde omstandigheden. Bovendien verplicht art. 422bis Sw. u ertoe hulp te bieden aan een persoon die in groot gevaar verkeert, bij gebrek waaraan u strafrechtelijk kan worden vervolgd voor schuldig hulpverzuim.

3.2 Geen minder verregaande doeltreffende maatregelen
Naast de ernst van de aanwijzingen, betekent de proportionaliteitstoets ook dat u pas tot een strafklacht mag overgaan indien er geen andere, minder verregaande maatregelen zijn die eveneens doeltreffend kunnen zijn.

Minder verregaande acties zijn onder meer het inlichten van de medische directie m.b.t. het functioneren van de zorgverlener binnen de instelling en/of het indienen van een klacht bij de Orde van Geneesheren wat gevolgen kan hebben voor het verder uitoefenen van het beroep door de betrokken zorgverlener.

Of dergelijke minder verregaande acties al dan niet volstaan, is een belangenafweging die u als zorgverlener dient te maken in functie van de concrete omstandigheden waarmee u geconfronteerd wordt. Het is een moeilijke maar een onvermijdelijke en noodzakelijke taak.

Ook voor dit aspect telt, zoals steeds, de zorgvuldigheid van uw handelen. Neem geen ondoordachte en overhaaste beslissingen maar zorg ervoor dat u een dossier heeft waaruit de redelijkheid van uw handelen blijkt. Onderneem geen stappen die niet in verhouding staan tot de ernst van de feiten of die enkel zijn gebaseerd op vage geruchten. Maar schrik er tezelfdertijd niet voor terug om een aangifte te doen indien er voldoende ernstige aanwijzingen zijn van misbruik.

Bron:
Monard-D'Hulst
Antwerpen - Brussel - Gent - Hasselt - Kortrijk
Evelien Delbeke (
Evelien.Delbeke@monard-dhulst.be)
Website: www.monard-dhulst.be

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht