Niet-conventionele praktijken (02/05/2013)

01.07.2013

Op initiatief van de BVAS zijn vertegenwoordigers van de volgende organisaties, SSMG, Domus Medica, ASGB, VBS, evenals van de decanen van de faculteiten geneeskunde, de Koninklijke academiën voor geneeskunde, en de studenten geneeskunde, samengekomen. Zij uiten hun bezorgdheid over de geplande uitvoeringsbesluiten aan de wet van 29.04.1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen, zoals die werd gewijzigd door artikel 125 van de wet
van 19.03.2013 houdende diverse bepalingen inzake gezondheid.

De wet Colla heeft betrekking op vier niet‐conventionele praktijken die niet op evidentie gebaseerd zijn. In het kader van de “Evidence Based Medicine” ontbreekt elk bewijs van doeltreffendheid van homeopathie, acupunctuur en chiropraxie. Er is inderdaad geen enkele evidentie dat homeopathie meer doet dan een placebo‐effect uitlokken. Acupunctuur zou volgens sommige studies een beperkt effect kunnen hebben in sommige gevallen van chronische pijn, maar voor andere toepassingen is er geen enkele evidentie.

Enkel voor bepaalde manuele technieken zoals gebruikt in de osteopathie en chiropraxie zijn er aanwijzingen van mogelijk nut in de behandeling van nek‐ en lagerugpijn. Dit beperkt zich echter tot sommige technieken die dicht aanleunen bij, en in feite deel uitmaken van de klassieke kine‐ en fysiotherapie, meer bepaald de manuele therapie van osteo‐articulaire aandoeningen. Dit zijn technieken waarvoor er op basis van degelijk onderzoek evidentie is van hun doeltreffendheid en die niets te maken met andere vormen van “holistische” osteopathie, zoals de craniële of viscerale osteopathie, die op achterhaalde grondbeginselen berust en waarvoor geen enkele wetenschappelijke evidentie van doeltreffendheid bestaat.

Manuele therapie wordt nu reeds als een afstudeerrichting binnen de kinesitherapie opleidingen of als een bijkomende vorming voor kinesitherapeuten of artsen aan de Vlaamse universiteiten onderwezen. De universiteiten wensen hun onderwijs daartoe te beperken, en wensen onder geen beding onderwijs aan te bieden over praktijken waarvan het nut niet wetenschappelijk bewezen is volgens EBM principes.

De deelnemende verenigingen wensen de aandacht te vestigen op een aantal punten:

1. Het stellen van een diagnose is essentieel alvorens tot indicatiestelling voor een behandeling kan overgegaan worden. Enkel artsen zijn opgeleid en bevoegd om een diagnose en een indicatie tot behandeling te stellen.
2. Patiënten die zich rechtstreeks tot een beoefenaar van niet-conventionele praktijken richten, die geen arts is, brengen hun eigen veiligheid in gevaar.
3. Deze praktijken kunnen enkel voorgeschreven worden op voorwaarde dat de patiënt in alle omstandigheden waar nodig elke behandeling kan krijgen die haar nut heeft bewezen en dit binnen een tijdsbestek dat geen aanleiding geeft tot het verlies van een kans op genezing.
4. Het is onaanvaardbaar niet‐artsen toe te laten om geneesmiddelen (zelfs homeopathische) voor te schrijven, of klinische biologie, radiologie, of om het even welk ander onderzoek of behandeling voor te schrijven, dit om redenen van deskundigheid, bescherming van de patiënt, volksgezondheid en uit budgettaire zorg. Dit zou trouwens het illegaal beoefenen van de geneeskunde betekenen.
5. De terugbetaling via de sociale zekerheid van niet–conventionele praktijken is onaanvaardbaar. De financiële middelen die mutualiteiten vandaag via hun aanvullende verzekeringen besteden aan de terugbetaling van niet‐conventionele praktijken dienen een nuttiger bestemming te krijgen en zouden beter gebruikt worden voor de terugbetaling van
behandelingen waarvan het nut wetenschappelijk bewezen is.

Ondertekenaars namens:

ABSyM‐BVAS
Dr. MOENS M. (Voorzitter); Drs. DECLERCQ L., de TOEUF J., LEMYE R., MASSON M. en
VERMEYLEN M. (Ondervoorzitters); Drs. DEBERSAQUES E., DEQUINZE B., DE WILDE P.,
GRYSOLLE Y. (Bestuurders); Mevr. BOGAERT M. en ZIEGELS Fr. (Juristen)

ASGB
Dr. GEURS F.

BGSO (Belgische Geneesheren‐Specialisten in Opleiding)
Dhr. GOETEYN J. (Voorzitter).

CIUM (Comité Inter‐Universitaire des étudiants en médecine).
Mme HENRY Amandine (Voorzitter).

DOMUS MEDICA
Dr. HOFFMAN P. (secretaris).

FACULTEITEN GENEESKUNDE (ALLE)
Prof. Drs. DUPONT A. (VUB), GOFFIN J. (KULeuven), MELOT Ch. (namens Prof. ENGLERT Y.,
ULB), VANDERSTRAETEN G. (UGent).

MEDICA (KULeuven)
Mevr. BORREMANS K.
Dhr. DEMAN F.
Dhr. VAN DEN BOSSCHE K.

SSMG
Dr. LEFEBVRE L. (Voorzitter).

VBS – GBS
Dr. DEMEERE J‐L (Voorzitter); Dr. BOCKAERT J. en Prof. Dr. GRUWEZ J. (Bestuurscomité),
Mevr. VANDAMME F. (Juriste).

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht