Open brief aan de voorzitter van de politieke partijen (26/07/07)

22.07.2008

Open brief aan de Voorzitters van de politieke partijen die over een regeringsovereenkomst onderhandelen.

Geachte Mevrouw de Voorzitter,
Geachte Heer Voorzitter,

Sta mij toe, als voorzitter van de BVAS die de meerderheid van de Belgische artsen vertegenwoordigt ( 67% van het totale artsencorps, 40% bij de huisartsen en 85% bij de specialisten tijdens de medische verkiezingen van september 2006), te reageren op de nota van de formateur getiteld “De kracht van mensen”.

Ik zal me beperken tot het hoofdstuk met betrekking tot de gezondheidszorg, “Samen bouwen aan de gezondheidszorg”.

Allereerst stel ik vast dat de nota in plaats van “samen bouwen” herhaaldelijk een communautarisering van de gezondheidszorg adviseert. De BVAS is daar geen vragende partij voor.

Deze nota stelt precies het tegendeel voor van alles waar de BVAS de laatste tijd bij herhaling heeft voor gepleit.

Voor ons is het beperken van de deelname van de patiënt in de gezondheidskosten een demagogisch uitgangspunt dat onverenigbaar is met de beheersing van de uitgaven, tenzij men natuurlijk de rantsoenering wil invoeren.

De groeinorm blijft omfloerst maar de tekst verheelt nauwelijks de wil om hem in te krimpen.
Wij dringen er op aan dat de groeinorm wordt gehandhaafd op 4,5%. We stellen immers vast dat het, niettegenstaande hij gedurende de laatste legislatuur van kracht was, nauwelijks mogelijk is geweest om innovaties, nieuwe behoeften en de vergrijzing te financieren zonder de patiënt op rantsoen te stellen. Deze norm werd maar gerespecteerd via dreigementen vanwege de overheid aan de voorschrijvers, door blijvend de ziekenhuizen te onderfinancieren die dus onveranderd de erelonen van de ziekenhuisartsen onbeperkt afromen en door de echte waarde van de geneeskundige verstrekkingen te onderwaarderen.

De BVAS zal niet toelaten dat de artsen beperkingen worden opgelegd van wat de formateur „supplementen“ noemt wanneer zij het akkoord hebben geweigerd, met uitzondering voor patiënten met een Omnio-statuut die reeds 20% van de bevolking vertegenwoordigen.  De BVAS weigert eveneens elke nieuwe aanval op de vrijheid van de geconventioneerde artsen om hun honoraria zelf te bepalen buiten de conventie-uren en voor patiënten met bijzondere eisen of met een ruim inkomen.

De honoraria die uit het akkoord voortvloeien zijn sociale honoraria. Ze zijn afhankelijk van de beschikbare financiële middelen binnen het systeem om ze terug te betalen, maar ze geven geenszins de intrinsieke waarde weer van de uitgevoerde verstrekkingen.

De BVAS verzet zich tegen elke politieke en kunstmatige structurering van de organisatie van de gezondheidszorgen.
De meerjarenplannen doen ons denken aan de planeconomie van weleer die zijn ondoeltreffendheid ruimschoots heeft bewezen.  Als een betere samenwerking tussen de verschillende actoren wenselijk is, dan dient deze te berusten op aanmoedigingen en op een interne dynamiek. Ze kan niet worden opgelegd.

De BVAS verzet zich formeel tegen de integratie van de specialisten in het ziekenhuis en tegen de responsabilisering van de huisarts op het ambulante terrein.

Sinds enkele jaren heeft de term responsabilisering de stempel meegekregen van controle, dreiging en straf. Het medisch corps, dat inderdaad zijn verantwoordelijk wil opnemen, eist een verantwoordelijkheid op waar het zelf kan achterstaan en weigert het zich omringd te weten door “politieagenten” die hun ganse doen en laten in de gaten houden.

Wat de geneesmiddelen betreft is de BVAS van mening dat de voorschrijvende arts over de vrije therapeutische keuze dient te beschikken zodat hij de verantwoordelijkheid kan opnemen voor de behandeling van zijn patiënt.
Het komt hem toe de mogelijke gevaren van het geneesmiddelengebruik onder controle te houden. 
Deze verantwoordelijkheid is niet verenigbaar met het voorgestelde systeem van prijsconcurrentie volgens het “kiwimodel” dat de arts de mogelijkheid ontneemt om, binnen eenzelfde geneesmiddelenklasse, de voor de patiënt meest geëigende molecule te kiezen.

Deze verantwoordelijkheid is evenmin verenigbaar met de verplichting om “generiek” voor te schrijven. Dit heeft vooral verwarring en ongevallen tot gevolg. Tenslotte is deze verantwoordelijkheid ook niet verenigbaar met een à posteriori controle die de rol van de arts in twijfel trekt en juridische onzekerheid creëert.

De BVAS is van mening dat het niet aan de regering is om de artsen te informeren en dat er in geen geval sprake kan van zijn dat dergelijke informatie als objectief en onafhankelijk zou kunnen worden beschouwd.

Waar de nota belooft dat de regering een kapitaal belang zal hechten aan het overleg tussen artsen en ziekenfondsen stelt ze ons jammer genoeg geenszins gerust.

De bevoegdheden van de Nationale Commissie Geneesheren-Ziekenfondsen werden aanzienlijk ingekrompen. De toekenning van de deelbudgetten binnen de geneeskundige sector gebeurt door de regering en hypothekeert elk toekomstig akkoord.

Wij willen waarborgen dat de formateur er zich toe verbindt om aan deze commissie zijn beslissingsbevoegdheid terug te geven. 

Wij hopen dat de volgende regering de eisen van de artsen in aanmerking zal nemen, zoniet worden conflicten onvermijdelijk.

Met de meeste hoogachting,

  

Dokter Roland LEMYE
Voorzitter BVAS

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht