Twee nieuwe adviezen van de Orde

20.02.2016

Op zaterdag 20 februari jl. heeft de Nationale Raad van de Orde van Artsen twee nieuwe adviezen uitgebracht.

Handelwijze van bepaalde artsen die aan een patiënt opdringen een eenpersoonskamer te kiezen als voorwaarde om door hen in behandeling genomen te worden tijdens een ziekenhuisopname
Toegang tot medisch dossier van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen

Handelwijze van bepaalde artsen die aan een patiënt opdringen een eenpersoonskamer te kiezen als voorwaarde om door hen in behandeling genomen te worden tijdens een ziekenhuisopname (persbericht)

Naar aanleiding van de recente actualiteit en van de uitzending van de RTBF Questions à la une van 17 februari 2016 ("Hospitalisation prix à la carte" en "Les médecins sont-ils tous devenus des requins ?"), wijst de nationale raad nogmaals op zijn advies van 22 februari 2014 en op het persbericht dat hij gepubliceerd heeft op 7 februari 2015, aangevuld inzake de toegang tot de ambulante zorg.

Het is in strijd met de geneeskundige plichtenleer dat een arts weigert de zorg voor een patiënt op zich te nemen enkel omdat deze geen individuele kamer kiest, in het bijzonder indien de ziekenhuisopname gebeurt in het kader van een lopende medische behandeling of de opvolging van een langdurige aandoening1.

De keuze van het type kamer, individueel of gemeenschappelijk, komt uitsluitend toe aan de patiënt. De arts mag de patiënt niet beïnvloeden om hem opnamevoorwaarden te doen aanvaarden die hij niet wenst.

De geneeskundige plichtenleer legt de arts op al zijn zieken even gewetensvol te verzorgen (artikel 5 van de Code van geneeskundige plichtenleer). Het medisch korps dient op een rechtvaardige wijze de toegang tot kwaliteitsvolle zorg te garanderen. Het is ook de verantwoordelijkheid van de maatschappij om daarvoor een gepast budgettair kader te scheppen, zeker voor wat de ziekenhuisfinanciering betreft.

De rechtstreekse inning door de ziekenhuisarts van erelonen, of ze nu al dan niet provisioneel zijn, met betrekking tot gehospitaliseerde patiënten is in tegenspraak met de wettelijke regel van de centrale inning2.

De Nationale Raad benadrukt ten slotte dat er geen verband bestaat tussen het vragen van ereloonsupplementen en de kwaliteit van de verstrekte zorg.

Wat de termijn van de toegang tot de ambulante zorg betreft, is het belangrijk dat de zorgverlener zich zodanig organiseert dat problemen die een dringende interventie vereisen kunnen worden geïdentificeerd.

1.Advies van 22 februari 2014, met als titel "Vrije artsenkeuze door de patiënt die ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer", Tijdschrift nationale raad nr. 145 
2.Artikel 147 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen

terug

Toegang tot medisch dossier van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen
Aan de Nationale Raad van de Orde der artsen wordt een vraag gesteld over de toegang tot het medisch dossier van een minderjarige door de voogd die hem werd toegewezen in uitvoering van de wet van 24 december 2002 betreffende de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV).

De voogd moet zorg dragen voor de niet-begeleide minderjarige tijdens zijn verblijf in België en ervoor zorgen dat hij passende psychologische bijstand en medische verzorging krijgt (artikel 10, §1, voornoemde wet van 24 december 2002).

De wet betreffende de rechten van de patiënt bepaalt dat de rechten van een minderjarige patiënt, met name het recht afschrift (of inzage) te krijgen van het patiëntendossier, uitgeoefend worden door zijn voogd.

Naargelang zijn leeftijd en maturiteit wordt de minderjarige patiënt echter betrokken bij de uitoefening van zijn rechten of oefent hij ze zelfstandig uit als hij tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat geacht wordt (artikel 12, wet van 22 augustus 2002). De arts beoordeelt deze geschiktheid geval per geval, rekening houdend met de persoonlijkheid van de patiënt en met de reikwijdte van de voorgestelde medische handeling en indien nodig op basis van een multidisciplinair advies.

Bovendien kan de arts het verzoek van de voogd om afschrift te krijgen van het dossier geheel of gedeeltelijk weigeren met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de patiënt. In dat geval wordt het recht op inzage of afschrift uitgeoefend door een door de voogd aangewezen beroepsbeoefenaar (artikel 15, §2, wet van 22 augustus 2002).

Op basis van wat voorafgaat is de nationale raad van mening dat de NBMV-voogd afschrift van het patiëntendossier van zijn voogdijkind kan vragen.

Indien de arts meent zijn vraag niet te kunnen inwilligen, moet hij preciseren of zijn weigering gemotiveerd is door de bekwaamheid van de minderjarige patiënt zelfstandig zijn rechten uit te oefenen of door de bekommernis zijn persoonlijke levenssfeer te beschermen. In de tweede veronderstelling dient de voogd een beroepsbeoefenaar aan te wijzen, gehouden aan het beroepsgeheim, die afschrift (of inzage) van het dossier krijgt.

Wanneer er een probleem of een meningsverschil bestaat, kunnen de voogd en de arts altijd de minnelijke tussenkomst vragen van de provinciale raad waar de arts ingeschreven is opdat deze zijn objectieve en opbouwende hulp zou bieden aan de verschillende partijen.

Zij hebben ook de mogelijkheid de tussenkomst te vragen van de federale ombudsdienst "Rechten van de patiënt" (bemiddeling-patientenrechten@gezondheid.belgie.be) of eventueel van de bemiddelingsdienst van het ziekenhuis die, samen met de voogd en de arts, zal proberen het geschil op te lossen.

terug

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht