Wet houdende diverse bepalingen inzake gezondheid: Diverse wijzigingen van de ZIV-wet (30/04/2013)

01.07.2013

Op 29 maart 2013 verscheen in het Belgisch staatsblad de wet houdende diverse bepalingen inzake gezondheid, die diverse zaken wijzigt in de gezondheidsmaterie. De bepalingen van deze wet zijn van kracht gegaan op 8 april 2013, op enkele uitzonderingen na. Hieronder kan u een aantal wijzigingen van de ZIV-wet terugvinden die van belang zijn voor u als arts.

1. Registratieverplichting
2. Overeenkomsten
3. Vroedvrouwen
4. Referentiebedragen
5. Publiciteit
6. Geneeskundige controle
7. Tandverzorging
8. Forfaitarisering van het klein chirurgisch materiaal

1. Registratieverplichting

Deze nieuwe bepaling laat toe de vergoeding van de geneeskundige verstrekkingen ondergeschikt te maken aan de voorwaarde van registratie van de vastgestelde gegevens betreffende die verstrekkingen. Deze registratie beoogt een snellere en meer efficiënte verstrekking van zorgen aan de rechthebbenden, de controle van de kwaliteit en van de kosten van de verstrekte zorgen of het wetenschappelijk onderzoek.
Dergelijke bepaling is nuttig gebleken in het kader van de indiening, bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van een vraag tot toelating m.b.t. de registratie van individuele gegevens van materiële en medische aard voor implantaten.
De nieuwe bepaling gaat evenwel verder en creëert een generieke rechtsgrond voor de registratie van gegevens in het kader van de bepalingen van de nomenclatuur van geneeskundige verstrekkingen of van specifieke regelgeving over de terugbetaling van bepaalde verstrekkingen.

terug

2. Overeenkomsten

  • Europese rechtspraak (arrest van Hof van Justitie van de EG van 3 oktober 2000 in de zaak nr. C-411/98, Ferlini tegen Centre hospitalier de Luxembourg) en de Richtlijn 2011/24/EU van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, vereisen dat lidstaten ervoor dienen te zorgen dat zorgverleners voor patiënten van andere lidstaten in beginsel dezelfde prijzen hanteren als voor patiënten uit eigen land die zich in een vergelijkbare medische situatie bevinden.
    Deze bepaling voorziet dat de geconventioneerde tarieven wanneer zij van toepassing zijn (geconventioneerde artsen, ziekenhuiswet, ZIV-wet) eveneens van toepassing zijn op niet bij het nationale stelsel voor sociale zekerheid aangesloten personen (bvb. ambtenaren van de instellingen van de Europese Unie).
  • Tot deze wetswijziging, bepaalde de ZIV-wet dat de overeenkomsten/akkoorden strafbedingen voorzien die toegepast kunnen worden door de overeenkomsten- of akkoordencommissies in geval van schending door een partij (en dus ook de individuele artsen) van de bepalingen die erin vervat liggen, zoals de naleving van de conventietarieven, de conforme toepassing van de derdebetalersregeling, de aflevering van getuigschriften van verstrekte hulp.
    In de praktijk bleek evenwel een gemis aan uniformiteit tussen de sancties die kunnen worden opgelegd door de overeenkomsten- of akkoordencommissie. Bovendien bleek dat de verplichtingen vervat in de overeenkomsten of akkoorden meestal slechts een herhaling zijn van verplichtingen reeds voorzien door een wettelijke of reglementaire bepaling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. De inbreuken op deze verplichtingen worden bestraft, naar gelang het geval, hetzij door de Dienst voor administratieve controle hetzij door de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle.
    De toepassing van administratieve sancties lijkt meer aangewezen, aangezien ze het voordeel bieden van een uniformiteit van de opgelegde sancties. Bijgevolg wordt de bepaling van de ZIV-wet die voorzag om de toepassing van strafbedingen te verplichten in de overeenkomsten en de akkoorden, geschrapt.


terug

3. Vroedvrouwen

Artikel 74 van de ZIV-wet handelt over het beroepsgeheim van de geneesheer-specialist en de tandheelkundige ten opzichte van de huisarts en de adviserend geneesheer. Vermits ook de vroedvrouwen bepaalde onderzoeken kunnen uitvoeren wordt deze bepaling uitgebreid tot de vroedvrouwen.

terug

4. Referentiebedragen

Bij de eerste toepassing van het systeem van de referentiebedragen, in september 2009, heeft de administratie opmerkingen ontvangen vanwege de ziekenhuizen of hun federaties. De wijzigingen hebben tot doel het systeem te verfijnen om
de coherentie en de helderheid te verhogen.
Bepaalde APR-DRG (betreffende enerzijds cardiale zorgprogramma’s en anderzijds verstrekkingen van fysiotherapie) worden gesplitst.
De uitsluiting van de verstrekkingen fysiotherapie voor de berekening van de referentiebedragen van vijf diagnosegroepen, bedoeld in §11, 1°, zal niet meer van toepassing zijn voor de opnames die eindigen na 31 december 2012.
Deze wijzigingen zullen pas in werking treden voor verblijven die worden beëindigd na 31 december 2013.

terug

5. Publiciteit

De ZIV-wet (art. 127, par. 2 – 9) reglementeert op strikte wijze de publiciteit voor de geneeskundige verstrekkingen, of ze nu de handeling is van zorgverleners of van enige andere natuurlijke of rechtspersonen, die verantwoordelijk of medeverantwoordelijk zijn voor het beheer van de inrichting waar de verstrekkingen worden verleend.
Deze uiterst limitatieve reglementering van publiciteit blijkt moeilijk verenigbaar te zijn, enerzijds, met het heden ten dage verleende belang aan een correcte informatie van de patiënt, en, anderzijds, met de noodzakelijkheid voor elke zorgverlener om zijn activiteit en de middelen om met hem in contact te komen te kunnen laten kennen, en de middelen om met hem in contact te komen, in het bijzondere in de Europese context van de vrijheid van vestiging.
Uit de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (zie arrest C-500/06 en de conclusies van de advocaat-generaal in het arrest C-446/05) blijkt duidelijk dat het verbod op publiciteit de uitoefening van de fundamentele vrijheden, gewaarborgd door de artikelen 43 en 49 van het Verdrag, kan belemmeren of minder aantrekkelijk maken en dat, indien de bescherming van de volksgezondheid beperkingen kan rechtvaardigen, deze niet kunnen leiden tot het verbieden van de simpele vermelding, zonder attractief of aansporend karakter, door de zorgverleners van aanwijzingen die het mogelijk maken hun bestaan als beroepsbeoefenaar te laten kennen, zoals hun identiteit, de activiteiten die ze mogen uitoefenen, de plaats waar ze die uitoefenen, hun werkuren en de middelen om met hen in contact te komen.
De bestaande bepalingen waren in dat opzicht veel te restrictief en werden opgeheven. We benadrukken wel dat deze wijziging niet het gevolg heeft de publiciteit zonder limiet toe te kennen. De publiciteit wordt immers in bepaalde sectoren gereglementeerd via bijzondere wetten (bijvoorbeeld, de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, de wet van 6 juli 2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen).
Publiciteit waarin de kosteloosheid van de geneeskundige verstrekkingen wordt vermeld of waarin wordt verwezen naar de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in de kosten van die verstrekkingen, blijft overigens in alle gevallen nog steeds verboden.

terug

6. Geneeskundige controle

Meerdere wijzigingen van belang voor de artsen werden doorgevoerd in dit hoofdstuk. Deze wijzigingen kwamen tot stand
in overleg met BVAS en bestaan erin:

  • een vlugge afhandeling mogelijk te maken van de betwistingen met een zorgverlener wanneer het dossier voor de verzekering voor geneeskundige verzorging een beperkte financiële weerslag heeft (het gaat dus om dossiers waarin de waarde van de ten onrechte aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging aangerekende verstrekkingen lager of gelijk is aan 3 000 euro: dit bedrag stemt overeen met ongeveer 52 % van de behandelde dossiers ).

De administratiefrechtelijke vervolging dooft uit en het dossier dat werd opgesteld ten laste van een zorgverlener wordt afgesloten, wanneer binnen de toegestane termijn (twee maand vanaf de dag volgend op de kennisgeving van het proces-verbaal van vaststelling van een inbreuk) het geheel van het geëiste bedrag werd terugbetaald.

De dossiers waarin het bedrag hoger is dan 3 000 euro worden evenwel verder afgehandeld overeenkomstig de gebruikelijke procedure die kan leiden tot het opleggen van een administratieve geldboete zoals voorzien in artikel 142, § 1, van de wet.
Een zelfde afhandeling geldt voor de dossiers waarin een herhaling binnen de drie jaar volgend op de uitnodiging tot vrijwillige terugbetaling, wordt vastgesteld, ongeacht het geëiste bedrag.

  • het criterium “waarde van betwiste verstrekkingen”, dat de verdeling bepaalt van de dossiers tussen Leidend ambtenaar en Kamer van eerste aanleg, op te trekken van 25 000 euro naar 35 000 euro, zijnde  een verhoging van 40 %) van het initieel aangehouden bedrag door de wetgever in 2006. Deze verhoging staat in een redelijk verband met de verhoging van de jaarlijkse budgettaire doelstellingen voor de geneeskundige verzorging 2006 tot 2012. Bovendien heeft de praktijk aangetoond dat in 50,2 % van de dossiers die nu ingeleid worden in de Kamers van eerste aanleg, het bedrag van de betwiste verstrekkingen gelijk of lager is dan 35 000 euro. De helft van de huidige dossiers ingeleid voor de Kamer van eerste aanleg zouden dus behandeld kunnen worden door de Leidend ambtenaar. De helft van de dossiers die momenteel door deze laatste werden behandeld zouden door de nieuwe wijziging het voorwerp kunnen uitmaken van een dading (de praktijk heeft immers aangeduid dat het bedrag van 3000 euro overeenstemt met ongeveer 52% van de dossiers die thans door de Leidend ambtenaar werden behandeld).
    Kortom: op 100 dossiers werden momenteel 50 behandeld door de Leidend ambtenaar en 50 andere ingeleid bij de kamer van eerste aanleg. Door deze wijzigingen, zullen op dezelfde 100 dossiers, 25 het voorwerp kunnen uitmaken van de dading, 50 zullen behandeld worden door de Leidend ambtenaar en 25 zullen worden ingeleid bij de Kamer van eerste aanleg.

We merken nog op dat onder “waarde van de betwiste verstrekkingen” het verschuldigde bedrag begrepen moet worden dat overblijft na aanrekening van elke terugbetaling uitgevoerd tussen de kennisgeving van het proces-verbaal van vaststelling en het aanhangig maken van de zaak bij de Leidend ambtenaar of de Kamer van eerste aanleg.

De andere wijzigingen zijn minder van belang: zij hebben betrekking op de eedaflegging van de leden van de Kamers van eerste aanleg en van beroep, het uitstel van zittingen, alsook het in overeenstemming brengen van de teksten aan de doorgevoerde wetswijzigingen.

Al deze wijzigingen gaan van kracht vanaf 1 januari 2013.

terug

7. Tandverzorging

Men stelde vast dat de RIZIV-uitgaven van een klein deel van de tandheelkundigen proporties aannamen die onrealistisch zijn in die zin dat het onmogelijk lijkt om in een bepaalde tijdspanne een dergelijk groot aantal verstrekkingen te verrichten mits behoud van een minimum aan kwaliteit en/of een correcte toepassing van de regels uit de nomenclatuur. Het is duidelijk dat in een aantal gevallen sprake is van georganiseerde fraude.
Vanuit deze verontrustende vaststelling, wordt het nu mogelijk gemaakt om parameters vast te leggen die gebruikt kunnen worden om het aantal verstrekkingen die aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging kunnen worden aangerekend binnen een bepaalde referentieperiode, te beperken.
Het gaat hier over een belangrijk precedent.

terug

8. Forfaitarisering van het klein chirurgisch materiaal

Bij de vaststelling van de begrotingsdoelstelling 2012 en de partiële doelstellingen voor geneeskundige verzorging op 2 december 2011 heeft de Ministerraad, in uitvoering van regeerakkoord, beslist over te gaan tot forfaitarisering van het klein heelkundig materiaal.

In de ZIV-wet wordt een bepaling ingevoerd die een wettelijke basis geeft aan die forfaitarisering. Er wordt voorzien dat dit klein materiaal kan worden vergoed op basis van een vast bedrag per opname, met inbegrip van de daghospitalisatie.,
Er kan voorzien worden in een persoonlijk aandeel van de patiënt (remgeld).
Er kan worden bepaald dat deze bedragen ‘enkel voorzien worden’ voor de medische ingrepen die voorkomen op een lijst. Een globaal budget voor deze forfaitarisering zal jaarlijks worden vastgesteld door de Algemene Raad van het RIZIV, en in voorkomend geval verdeeld volgens nadere te bepalen regels. De ziekenhuizen mogen geen andere bedragen ten laste van de rechthebbenden aanrekenen dan het persoonlijk aandeel (dus geen ‘supplement’ !).

terug

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht