Moet publiciteit worden verboden? - Persmededeling 23.07.07

22.07.2008

Persbericht

MOET PUBLICITEIT WORDEN VERBODEN?

               Het Federaal Kenniscentrum heeft een rapport uitgebracht met als titel: „ Evidence-based inhoud van geschreven informatie vanuit de farmaceutische industrie aan huisartsen “.

                De artsen werden als huichelaars voorgesteld.  Zij schreven voor om plezier te doen aan een op winst beluste farmaceutische industrie.

                Het Federaal Kenniscentrum leert ons dat dit niet het geval is.  Goed nieuws dus, de artsen, tenminste de huisartsen, zijn geen omgekochte lieden (of niet alleen maar omgekocht?) maar idioten die zonder dat ze het beseffen gemanipuleerd worden.   Nogmaals, zij hebben een slechte opleiding genoten die hen niet in staat stelt om het verschil te zien tussen goede informatie (bedoeld wordt allicht zoals het spotje dat momenteel op TV over de huisarts loopt) en slechte, tussen informatie en publiciteit.

                Maar het Federaal Kenniscentrum maakt evenmin het verschil tussen informatie, die per definitie zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid moet aanleunen, en reclame die in onze Westerse samenleving een onderdeel uitmaakt van de beeldvorming van onze steden, onze kranten, onze TV- uitzendingen, met de bedoeling het publiek te verleiden. Dat publiek voelt zich niet bedrogen want het kent de spelregels niet.  Natuurlijk geldt dit niet voor artsen die boven de werkelijkheid zweven, vooral indien zij slechts huisarts zijn.  Vertrouwt men de geneeskunde immers niet toe aan verpleegsters, apothekers,  psychologen en sociale assistenten, allemaal veel beter opgeleid … en inschikkelijker als er van bovenuit richtlijnen worden opgelegd?

                Meerdere malen heb ik politieke verantwoordelijken, ziekenfonds- of vakbondsleiders horen beweren dat men elke publiciteit voor geneesmiddelen zou moeten afschaffen.  De informatie zou enkel „onafhankelijk mogen zijn“ m.a.w. opgemaakt door de Overheid, door de “deskundigen“ - waarover ik reeds heb gezegd dat zij in besluiten moeten worden aanzien als ”maatjes van de minister“ - door artsen die hun praktijk hebben stopgezet (waarschijnlijk omdat zij hun beroep zo graag uitoefenden) en bewijzen dat zij (enkel zij kennen geen belangenvermenging maar worden door het RIZIV of de ziekenfondsen gefinancierd terwijl ze zichzelf als „onafhankelijk“ bestempelen*) de farmaceutische industrie verafschuwen.

                Voor één van deze verantwoordelijken is een onwetende arts, die slechts oude en noodzakelijkerwijs betere (als men het tijdschrift Minerva leest waarin geen enkel innoverend geneesmiddel beter is dan het oude), geneesmiddelen voorschrijft (bij voorkeur generieken), beter dan een door de farmaceutische industrie ingelichte arts, zelfs indien deze via een onafhankelijke opleiding of een medisch tijdschrift (dat volgens hen er natuurlijk geen is) wordt geïnformeerd.

                Nochtans indien men op de Overheid had moeten wachten om over een Voortgezette Medische Opleiding te beschikken, zouden wij vandaag de dag nog staan wachten.  Om de waarheid te zeggen, er zou geen VMO bestaan zonder de financiering vanuit de farmaceutische Industrie.  De regels inzake sponsoring die vandaag gelden worden algemeen toegepast en garanderen onafhankelijkheid.

                Als de Overheid geen publiciteit wil dan moet ze dat maar beslissen of moet ze minstens leugenachtige publiciteit verbieden vooral wanneer het gezondheid betreft, of om publiciteit voor giftige of gevaarlijke producten.

                Heeft onze officiële tv-zender niet zeer lang verkondigd dat publiciteit in strijd was met de ethiek  maar heeft ze die stelling niet afgezworen om het manna in ontvangst te nemen? Is reclame die zich tot de kinderen richt moreel aanvaardbaar?

                Kan men de leugenachtige publiciteit over het belang van de hongerstillende chocoladerepen aanvaarden of over de gelijkwaardigheid van een geconcentreerd product met een glas melk dat goed is voor de gezondheid van kinderen, wetende dat elk met calorieën aangerijkt voedingsmiddel een reactionele hypoglycemie veroorzaakt die het middel bij uitstek is dat leidt tot zwaarlijvigheid?

               Kan men toestaan dat dit soort voedingsmiddelen, alsook suikerhoudende dranken, in scholen wordt verkocht, terwijl zwaarlijvigheid bij de jongeren alarmerende proporties aanneemt?

               Kan men publiciteit toestaan voor wasmiddelen die steeds meer chemische producten bevatten die het milieu aantasten?
Waarom heeft men zo lang gewacht om de publiciteit voor tabak af te schaffen terwijl de tabaksindustrie nog steeds gesteund wordt door de Staat?
Kan men toelaten dat de ziekenfondsen de doeltreffendheid van nieuwe geneesmiddelen in twijfel trekken omdat zij duur zijn volgens de Evidence Based Medecine
terwijl zijzelf homeopathie terugbetalen, waarvoor het geringste bewijs nog steeds moet worden geleverd?

De artsen hebben natuurlijk behoefte aan EBM informatie, zij lezen wetenschappelijke tijdschriften van hoog niveau waarvan de artikels worden overgenomen in publicaties die door het Federaal Kenniscentrum worden in diskrediet gebracht. Maar de artsen hebben ook behoefte aan praktische informatie die hun wordt geleverd door de farmaceutische firma’s in verband met de presentatie, de verpakking, de voor te schrijven dosissen en de terugbetalingsvoorwaarden.

Elke dag opnieuw worden artsen geconfronteerd met patiënten voor wie zij niets méér kunnen doen dan hopen op een nieuw geneesmiddel dat hun aandoening kan verlichten of genezen.
De industrie tracht deze innoverende geneesmiddelen en de informatie hieromtrent zo snel mogelijk ter beschikking te stellen van de artsen.

Via allerlei organen die ze opricht doet de Overheid niets anders dan het aantal vertragingsmanoeuvres voor de terugbetaling vermenigvuldigen en het aantal terugbetalingsvoorwaarden opdrijven zodat de patiënten een uitzichtloos en afschrikwekkend
hindernissenparcours moeten afleggen.

Uiteraard botsen hier twee verschillende standpunten met elkaar, maar het mag niet verbazen dat de artsen en de farmaceutische industrie aan de zijde van de patiënt staan.


Dr. Roland LEMYE
Voorzitter
23/07/07
             

* „Nota CGV 2007/171 – 23 april 2007 – „De vereniging streeft naar de hoogst mogelijke objectiviteit en complete onafhankelijkheid ook t.o.v. de instanties die hen financieel ondersteunen zoals door het Intermutualistisch agentschap,
het Ministerie van de Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en het RIZIV“.

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht