Open brief aan Minister Vandeurzen mbt oriëntatienota chronische zieken (VAS dd. 20/01/2014)

06.02.2014


Bemerkingen VAS op de Oriëntatienota "Geïntegreerde visie op de zorg voor chronisch zieken in België"

De Oriëntatienota "Geïntegreerde visie op de zorg voor chronisch zieken in België" kan u hier raadplegen.

Geachte Heer Minister,

Zoals overeengekomen op het gestructureerd overleg met de artsensyndicaten d.d. 17 december 2013 bezorgen wij u hierbij onze bemerkingen op de Oriëntatienota « Geïntegreerde visie op de zorg voor chronisch zieken in België », die werd voorgesteld door de interkabinettenwerkgroep ‘Chronische Ziekten’ van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. Een brief met analoge bemerkingen werd door onze Belgische koepelvereniging, de BVAS, op 13.01.2014 aan Minister Onkelinx overgemaakt.

1.
We delen de bezorgdheid om een zo goed mogelijke
organisatie van de chronische zorg zowel in Vlaanderen als in België aan te bieden, maar wij geloven  niet dat de maatregelen die in de Oriëntatienota worden voorgesteld hiertoe zullen leiden. Integendeel, dit project zal, gelet op de administratieve verplichtingen, de betrokkenen demotiveren en hun aandacht afleiden van hun patiënten, terwijl die hun enige zorg zouden moeten zijn. Zoals het spreekwoord zegt is de weg naar de hel vaak geplaveid met goede voornemens.

2.
Bovendien, net als u wensen wij het empowerment van de patiënten te stimuleren. Maar dit mag niet ten koste gaan van het vertrouwen dat de patiënten in de artsen stellen. Dat vertrouwen is overigens noodzakelijk voor de therapeutische arts-patiënt relatie en is vooral gebaseerd op de zekerheid die de patiënt moet hebben dat zijn arts is gebonden is aan  het beroepsgeheim. Dit beroepsgeheim is een verplichting opgenomen in artikel 458 van het Strafwetboek. Het digitaal globaal medisch dossier biedt in dat opzicht te weinig garanties en de artsen willen niet aanvaarden dat het gebruik en de inhoud hiervan verplichtend wordt opgelegd.

3.
De uitgangspunten van de hervorming zijn gebaseerd op integratie en planning, maar ze zullen niet de vereenvoudiging teweegbrengen die men beweert voor ogen te hebben. Deze hervorming zal de bestaande persoonsgerichte geneeskunde degraderen tot een collectivistisch georiënteerde geneeskunde waar statistieken en rapporten het belang van het individu vervangen.

4.
We zien niet in hoe deze hervorming zou leiden tot meer ‘equity’ en nog minder hoe zij zou bijdragen tot een meer toegankelijke medische zorg. De toegankelijkheid is in België reeds uitzonderlijk, behalve wanneer de overheid besparingsmaatregelen neemt om de uitgaven beter te beheersen. Dit gebeurt zonder advies van de patiënten, die men nochtans wilt emanciperen.

5.
De nota overweegt de verplichte inschrijving van de patiënt bij een vaste huisarts zonder enig respect voor de individuele vrijheid. Het gevolg zal zijn dat patiënten niet langer een keuze hebben, en dit wordt nog meer het geval wanneer de patiënt zal te maken krijgen met een multidisciplinaire structuur. Patiënten die vandaag bij een medisch huis zijn ingeschreven kunnen bv. slechts van arts veranderen na verloop van een bepaalde termijn nadat ze te kennen hebben gegeven dat ze van hun inschrijving afzien. Als ze sneller willen veranderen van huisarts dan  moeten ze daar verantwoording
voor afleggen. De vrijheid van de patiënt omvat voor het VAS niet alleen de vrije keuze van de patiënt van zijn arts, maar ook de vrije keuze van elk van zijn  zorgverstrekkers.

6.
Wat de rol van de « case manager » betreft, stelt het VAS vast dat de functie van coördinator van de thuiszorg reeds bestaat. Er zijn ook al verpleegkundigen en andere zorgverstrekkers werkzaam in het kader van de Lokale Multidisciplinaire Netwerken (LMN). Het leiderschap en zorgmanagement toevertrouwen aan deze « case manager » is onaanvaardbaar. Hierdoor geeft de overheid de indruk dat de huisarts zijn taak niet correct vervult en dat hij moet vervangen worden door een andere « verstrekker » die minder competent zal zijn dan de huisarts maar van wie allicht verwacht wordt dat hij gedweeër de politieke beslissingen zal uitvoeren. Wie anders dan de huisarts zou kunnen expert zijn in chronische zorg voor een veelheid van mogelijke aandoeningen?  Het is een gevaarlijke illusie om te geloven dat men de aanpak van de chronisch zieke patiënten gaat verbeteren door er meer verstrekkers bij te betrekken, door het introduceren van bureaucratie en door verwarring te creëren over elkeens rol.  Dat een dergelijke « case manager » iemand zou kunnen zijn die voor een mutualiteit werkt, zoals wordt gesuggereerd, is gewoon ondenkbaar! Om samen te werken met een netwerk van verpleegkundigen, kinesitherapeuten, sociale werkers, en anderen, wat artsen reeds lange tijd - zo niet sinds altijd al  – doen, moet er een minimum aan vertrouwen zijn.  Deze vertrouwensband bestaat niet met de mutualiteiten, want de overheid wil hen in dit concept een controletaak toekennen. Het is bovendien onaanvaardbaar dat de mutualiteiten zich aanmatigen dat ze de rol van een patiënten vakbond vervullen. 

7.
Het aanstellen van een liaisonpersoon in de ziekenhuizen die de patiënt bij de verschillende fasen van zijn ziekenhuisverblijf en bij zijn ontslag zou  begeleiden is een louter theoretische optie waar het VAS het nut niet van inziet Deze persoon zou dan moeten ten laste vallen van het budget van financiële middelen van het ziekenhuisbudget, maar over financiering rept de  Oriëntatienota met geen woord. We kennen de slechte gewoonte van de overheid om nieuwe normen,  functies of verplichtingen in het leven te roepen zonder in de nodige financiering te voorzien. Het overleg tussen huisarts en specialist over een opgenomen patiënt bestaat reeds. Uiteraard kan dit altijd beter, maar er is geen behoefte aan een bijkomende tussenpersoon. Het ontslag wordt vandaag vaak gefaciliteerd door de sociale dienst van het ziekenhuis en de persoon die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de thuiszorg. Het is dus niet nodig om deze laatste functie opnieuw uit te vinden.

8.
Wij geloven niet dat chronisch zieken structuren nodig hebben. Zij hebben nood aan degelijke zorgverstrekkers die ze vrij kunnen kiezen.
Uitwisselingsplatformen zijn tijdrovend en komen bovenop alle andere verplichtingen waar artsen reeds moeten aan voldoen : continue medische navorming, bijwonen van LOKs, zich informeren over de administratieve en wetgevende wijzigingen die op hen van toepassing zijn, reeds bestaande overlegvergaderingen vb. tussen ziekenhuisartsen en huisartsen, en zo  verder. Er geen enkele nood om dit aantal of vormen van overleg nog te verhogen, want deze verplichtingen houden de artsen weg van hun essentiële taak, namelijk de verzorging van hun patiënten.

9.
De informatisering wekt slechts de schijn van een administratieve vereenvoudiging. De arts wordt verplicht meer aandacht aan zijn computerscherm te besteden dan aan zijn patiënt. Informatisering is trouwens vaak slechts een voorwendsel om nieuwe verplichtingen op te leggen. Informatisering kan bovendien een bron zijn van verlies van controle over de vertrouwelijkheid van gegevens.

10.
Het doel van deze hervorming is het standaardiseren van zorg, maar er zijn geen ‘standaard’-patiënten. In deze optiek herdefinieert de Oriëntatienota het chronische zorgprogramma inbegrepen de doelstellingen en indicatoren. De coördinatie van de operationele aspecten wordt bij een coördinatiecel gelegd, waarvan de samenstelling hoofdzakelijk politiek lijkt te zijn. Voor het VAS is het alleszins onaanvaardbaar dat indicatoren en doelstellingen politiek worden opgelegd.

11.
De Oriëntatienotatie heeft als doel om een forfaitaire betaling te in te voeren. De tekst heeft het weliswaar over een gemengde betalingsvorm, maar de beschrijving komt overeen met een forfaitaire betaling. Het is onbegrijpelijk hoe de patiënt die gedeeltelijk mee zou beheren.  De stelling dat de betaling per prestatie minder afgestemd is op de vereisten van chronische zorg is verkeerd. Wanneer men de betalingssystemen vergelijkt tussen landen waar een honorering per prestatie bestaat en landen met een capitatiesysteem blijkt duidelijk dat de beschikbaarheid van de huisartsen veel groter is in landen waar een betaling per prestatie geldt. Dat de toekenning van dit forfait bovendien zou afhangen van de inhoud van het medisch dossier en van de gegevensoverdracht, is een uiting van agressie zowel ten opzichte van de artsen als van de patiënten. Het is voor het VAS duidelijk dat de inhoud van het medisch dossier vertrouwelijk is. Overdracht van gegevens kan slechts gebeuren mits respect voor het privéleven. Op dit ogenblik bestaan daar onvoldoende garanties voor.

12.
Tot slot wijst het VAS er op dat er op geen enkele wijze rekening wordt gehouden met, noch melding wordt gemaakt van de taak van de artsen-specialisten, of zij nu werkzaam zijn in het ziekenhuis of in een privépraktijk. De Vlaamse Gemeenschap heeft de artsen-specialisten bij Decreet uitgesloten uit de eerste lijn. Deze oriëntatienota « Geïntegreerde zorg voor chronische zieken in België » wil klaarblijkelijk de artsen-specialisten nu ook uitsluiten uit de chronische zorg. Het VAS is nochtans van mening dat de artsen-specialisten hierin een essentiële rol vervullen.

U zult begrijpen, mijnheer de minister, dat de huidig geformuleerde actiepunten op geen enkele wijze op de goedkeuring van het VAS kunnen rekenen. Integendeel, zowel de huisartsen als de specialisten van het VAS beschouwen
deze Oriëntatienota als een casus belli.

Wij danken u voor de aandacht die u aan dit schrijven zal schenken en verblijven intussen, met de meeste hoogachting,

Dr. Hilde ROELS, Voorzitter VAS
Dr. Marc MOENS, Ondervoorzitter VAS

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht