Voor alle artsen-specialisten

Het BVAS-memorandum aan de politieke partijen omvat volgende aandachtspunten met betrekking tot alle artsen-specialisten.

  1. SUBSIDIES VOOR DE STAGEMEESTERS
  2. FINANCIERING VAN DE SPOEDDIENSTEN

SUBSIDIES VOOR DE STAGEMEESTERS

Net als de kandidaat-huisartsen verzekeren de kandidaat-specialisten tijdens hun opleiding een essentiële publieke dienstverlening met hun wachtdiensten. Die wachten komen bovenop hun dagelijkse werk en vormen een bijkomende zware belasting voor hun fysieke en psychische gezondheid.

Deze dienstverlening en de onderwijslast van de stagemeesters zijn dezelfde voor beide categorieën, maar de stagemeesters voor de specialisten moeten daarenboven de assistenten ook helpen bij de publicatie van hun onderzoek. Alleen de kandidaat-huisartsen genieten van een publieke financiering voor de helft van hun salaris. De universitaire ziekenhuizen krijgen een financiering per stagemeester en per stagiair via het deel B7 van het budget van financiële middelen (BFM).

De stagemeesters en de stagiairs in de niet-universitaire ziekenhuizen krijgen geen enkele financiering hoewel ze moeten voldoen aan dezelfde wetten, dezelfde statuten, dezelfde waanzinnige uurroosters, dezelfde salarissen en terwijl ze dezelfde dienstverlening van algemeen belang verzekeren in de spoeddiensten. Vandaag de dag wordt de totaliteit van deze lasten van deze kandidaat-specialisten gedragen door de honoraria van de stagemeesters of door de pools van de honoraria van de specialisten van het betrokken specialisme.

Vermits de statuten uniform zijn, vraagt de BVAS een einde te stellen aan deze discriminatie die in strijd is met de gelijkheidsbeginsels.

Bovendien verdedigt de BVAS de noodzaak om de overuren boven de 48 wettelijke uren te betalen aan 125 % en vraagt dat het de FOD Volksgezondheid deze kost voor zijn rekening neemt.

Wat zal de houding zijn van uw partij met betrekking tot deze vraag?

terug

FINANCIERING VAN DE SPOEDDIENSTEN

Op 1 juli 2013 trad een het nieuwe financieringssysteem van de spoeddiensten gedeeltelijk in werking. Deze hervorming zal zich progressief verderzetten tot 1 juli 2017.

Terwijl de overheden niet ophouden te herhalen dat de spoeddiensten moeten ontlast worden – in het bijzonder door het aanmoedigen van de ten laste neming door de huisartsen (wat enkele ziekenhuizen heeft aangezet om samen te werken met een nabije huisartsenwachtpost) of door niet-geprogrammeerde consultaties te houden – hebben de ziekenhuizen er met dit nieuwe systeem alle belang bij om voor hun financiering net het omgekeerde te doen.

Het nieuwe systeem is immers uitsluitend gebaseerd op het aantal patiënten op de spoeddiensten, door punten toe te kennen aan zieken die meer zorg nodig hebben (kinderen, ouderen, personen die vervolgens moeten worden opgenomen in intensieve zorg,…). Op die manier wint het ziekenhuis supplementaire punten dankzij de moeilijke gevallen en met het omzeilen van de huisartsen.

Dit aantal punten laat het ziekenhuis vervolgens toe aanspraak te maken op een deel van de globale financieringsenveloppe. Maar deze enveloppe is gesloten. Als een ziekenhuis dus zijn volume van spoedeisende gevallen opdrijft, stijgt zijn aantal punten en dus ook zijn financiering ten koste van een ander ziekenhuis.

De ziekenhuizen die intussen al maatregelen hebben getroffen om hun spoeddienst te ontlasten worden dus gestraft. Met als gevolg dat sommige instellingen tot twee derden van hun huidige financiering zullen verliezen en bijgevolg ook evenveel tewerkgestelden. De minister heeft trouwens een controle voorzien opdat de ziekenhuizen hun gewoontes niet zouden veranderen door iedereen langs de spoeddiensten te laten passeren.

De BVAS vraagt het advies van de spoedartsen en van de huisartsen om zo een standpunt in te nemen in functie van de belangen van de artsen en van de kwaliteit van de spoedeisende zorg.

Bij herhaling heeft de BVAS kunnen vaststellen dat er onverklaarbare situaties bestaan in (geanonimiseerde) spoedgevallendiensten waar op bijna systematische wijze een combinatie voorkomt van verstrekkingen van urgentisten/acutisten met prestaties door andere artsen-specialisten. Hoe kan het verklaard worden dat de ene spoedgevallendienst deze combinatie urgentist/acutist met een andere specialist in 100 % van de gevallen nodig heeft, terwijl de mediaan van deze behoefte slechts 16,7 % bedraagt en het gemiddelde 25,7 %?

Heeft uw partij hierover een standpunt? Zo ja, hetwelke?

terug

 
 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht

Lid worden

Hier vindt u alles wat uw lidmaatschap bij het Vlaams Artsensyndicaat inhoudt.

Ontdek hier uw lidmaatschap.