Nieuwe adviezen van de Orde

17.12.2016

Op 17 december jl. heeft de nationale raad van de Orde van artsen nog enkele adviezen uitgevaardigd.

Toegang tot het medisch dossier van de overleden patiënt in geval van een testamentaire betwisting
Omstandige geneeskundige verklaring - Recht om een patiënt te onderzoeken zonder zijn/haar toestemming, noch van diens wettelijke vertegenwoordiger
Wijziging van artikel 42 van de Code van geneeskundige plichtenleer

Toegang tot het medisch dossier van de overleden patiënt in geval van een testamentaire betwisting

De nationale raad van de Orde der artsen heeft de vraag onderzocht van de toegang tot het medisch dossier van de overleden patiënt in geval van een testamentaire betwisting.

1°/ De toegang van de erfgenamen tot persoonsgegevens betreffende de gezondheid van een overleden persoon wordt geregeld door artikel 9, §4, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die aan de naasten1 een onrechtstreeks recht op inzage geeft, onder bepaalde voorwaarden:

- de patiënt heeft zich tijdens zijn leven niet verzet tegen dergelijke inzage,
- de vraag dient uit te gaan van een naaste bedoeld in de wet,
- de vraag dient voldoende gemotiveerd en gespecificeerd te zijn,
- de toegang is onrechtstreeks, via een door de verzoeker aangewezen beroepsbeoefenaar.

Wanneer de patiënt aan de arts zijn verzet te kennen geeft tegen de raadpleging van een deel of het geheel van zijn medisch dossier na zijn overlijden, dient deze laatste dit te noteren in het medisch dossier met aanwijzing van de datum. De patiënt kan zich slechts geldig verzet hebben tegen de post mortem raadpleging als hij op het ogenblik van het verzet nog bekwaam was zijn patiëntenrechten uit te oefenen.

In geval van toegang tot het dossier van de overleden patiënt is deze beperkt tot de elementen van het dossier die relevant zijn met het oog op de door de verzoekers gegeven motivering2. De gegevens die betrekking hebben op een derde zijn uitgesloten van inzage.

Dit recht op inzage laat niet toe kopie van de elementen van het medisch dossier te verkrijgen.

De nationale raad is van mening dat de arts aangeduid door de naaste om het dossier te raadplegen zelf overtuigd moet zijn dat de aanvraag tot raadpleging "voldoende gemotiveerd en gespecificeerd" is en dat hij over de nodige bekwaamheid beschikt om aan de verzoeker juiste informatie te geven.

Volgens het advies van de federale commissie "Rechten van de patiënt" moet de beroepsbeoefenaar3 aangeduid door de verzoeker niet noodzakelijk een arts zijn4. De verzoeker mag niet aanwezig zijn tijdens de uitoefening van het onrechtstreekse inzagerecht door de door hem aangeduide beroepsbeoefenaar5.

2°/ Terwijl de andere voorwaarden objectief zijn, vereist de voorwaarde dat de vraag voldoende gemotiveerd moet zijn, dat degene die de vraag krijgt de betrokken belangen van eensdeels de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de overleden patiënt, anderdeels de gewettigde belangen van de verzoeker afweegt.

Dit systeem van afweging van de belangen onder de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar is een antwoord van de wetgever op het initiatiefadvies van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer6, die oordeelde dat de systemen die een onbeperkt recht van toegang geven of integendeel geen enkel recht van toegang waarborgen onbillijk zijn.

In geval van testamentaire betwisting is het belang van de verzoeker patrimoniaal, wat op zich de inzage niet uitsluit. De federale commissie "Rechten van de patiënt" vermeldt als voorbeeld van een gewettigd belang een patrimoniaal belang, zoals het zoeken naar de juiste oorzaak van het overlijden om de uitkering van een verzekering te genieten7.

De afweging door de beroepsbeoefenaar gebeurt geval per geval door het belang van de overleden patiënt naast dat van de verzoeker te leggen om te bepalen welk belang eerst moet beschermd worden

3°/ In zijn advies van 1 september 2007 met als titel ‘Beroepsgeheim en testamentaire betwistingen', tijdschrift van de nationale raad nr. 118, p. 3, raadt de nationale raad elke arts aan overleg te plegen met het bureau van zijn provinciale raad alvorens inzage van het medisch dossier van een overleden patiënt toe te staan in geval van een betwisting van het testament.

De nationale raad handhaaft deze aanbeveling. Ze heeft tot doel de arts te helpen bij zijn beslissing. Alleen de betrokken arts kan beslissen; de provinciale raad heeft niet de bevoegdheid de inzage al dan niet toe te laten.

Deze hulp kan ook nuttig verstrekt worden door elke andere persoon die over een bijzondere bekwaamheid op dit gebied beschikt, met eerbiediging van het medisch geheim (anonimiteit).

4°/ Binnen een ziekenhuisinstelling rijst de vraag of het al dan niet aan de hoofdarts toekomt de inzage in het dossier toe te staan of te weigeren.

In tegenstelling tot zijn voornoemde advies van 1 september 2007, is de nationale raad van mening dat de hoofdarts, gezien zijn verantwoordelijkheden8, deze beslissing mag nemen na overlegd te hebben met de arts die het dossier opgesteld heeft, althans indien deze laatste nog altijd werkzaam is in de instelling.

5°/ Dit advies vervangt de vroegere adviezen van de nationale raad betreffende dezelfde problematiek.

1: Overeenkomstig artikel 9, § 4, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, zijn de naasten de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de patiënt.
2: Parl. St., Kamer, 1999-2003, doc. 50K1642/001, p. 35
3: In de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 22 augustus betreffende de rechten van de patiënt moet verstaan worden onder beroepsbeoefenaar, de beoefenaar bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen alsmede de beroepsbeoefenaar van een niet-conventionele praktijk bedoeld in de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen.
4: De nationale raad verwijst ook naar zijn advies van 25 november 2006 met als titel ‘Inzage van het medisch dossier van een overledene door de raadgevende arts van een verzekeringsmaatschappij', tijdschrift van de nationale raad nr. 115, p. 3.
5: Advies van 21 juni 2013 met betrekking tot de modaliteiten voor het onrechtstreekse inzagerecht in het dossier van de overleden patiënt.
6: Advies uit eigen beweging aangaande het toegangsrecht tot medische gegevens van de overledene door nabestaanden (nr. 18/1000 van 25 juni 2000).
7: Advies van 23 juni 2006 betreffende de toegang tot het patiëntendossier door de nabestaanden van een overleden patiënt.
8: Artikel 25 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008

terug

Omstandige geneeskundige verklaring - Recht om een patiënt te onderzoeken zonder zijn/haar toestemming, noch van diens wettelijke vertegenwoordiger

De nationale raad onderzocht de vraag of een externe arts (die geen therapeutische relatie heeft met de patiënt) in opdracht van een derde het recht heeft om in het kader van de opstelling van een omstandige geneeskundige verklaring met het oog op de aanstelling van een bewindvoerder een patiënt te onderzoeken zonder zijn/haar toestemming, noch van diens wettelijke vertegenwoordiger.

Situering

Een man verblijft in een woonzorgcentrum. Eén van de kinderen vraagt een arts die niet de behandelend arts van de vader is, de vader medisch te onderzoeken met het oog op het invullen van de omstandige geneeskundige verklaring, zoals bedoeld in het artikel 12411  van het Gerechtelijk Wetboek. Deze verklaring dient te worden toegevoegd aan een verzoek tot bewindvoering over de goederen en/of de persoon2.

1/ Recent medisch onderzoek

Overeenkomstig het artikel 8 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, heeft een patiënt voor zover hij wilsbekwaam is, steeds het recht om toe te stemmen in iedere tussenkomst van een beroepsbeoefenaar. De wilsbekwaamheid van de patiënt is daarbij de maatstaf. Het verblijf van de patiënt in een woonzorgcentrum staat los van de twijfel aan de wilsbekwaamheid. De patiënt is de enige die kan toestemmen tot het medisch onderzoek dat nodig is voor het invullen van de omstandige geneeskundige verklaring.

Overeenkomstig het artikel 1241 van het Gerechtelijk Wetboek kan naast een actueel medisch onderzoek, een arts ook op basis van actuele medische gegevens uit het patiëntendossier de omstandige geneeskundige verklaring opstellen.

Opdat een externe arts dit zou kunnen doen, dient hij over het patiëntendossier te beschikken of minstens over de relevante gegevens uit het dossier. Overeenkomstig het artikel 33 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, dient de arts aan een collega-arts alle nuttige en noodzakelijke inlichtingen van geneeskundige aard mee te delen voor een verderzetting van een diagnose. Dit kan evenwel slechts indien de patiënt deze arts aanduidt en erin toestemt dat hem betreffende medische informatie doorgegeven wordt met het doel dergelijke verklaring op te stellen .

3/ Patiënt weigert

Indien de patiënt weigert om zijn toestemming te geven voor een medisch onderzoek en/of weigert dat alle nuttige en noodzakelijke inlichtingen van geneeskundige aard worden meegedeeld aan een externe arts, opdat deze de omstandige geneeskundige verklaring kan invullen, heeft het artikel 1241, laatste lid van het Gerechtelijk Wetboek voorzien in een alternatief systeem: "Ingeval de verzoeker in de absolute onmogelijkheid verkeert om de geneeskundige verklaring bedoeld in het eerste lid bij het verzoekschrift te voegen, geeft hij in het verzoekschrift uitdrukkelijk de redenen hiervoor aan en motiveert hij waarom een rechterlijke beschermingsmaatregel hem aangewezen lijkt. De vrederechter die bij een uitdrukkelijk met redenen omklede beschikking oordeelt dat aan het vereiste van de absolute onmogelijkheid is voldaan en dat in het verzoekschrift voldoende ernstige redenen worden opgegeven die een beschermingsmaatregel kunnen rechtvaardigen, stelt een geneesheer-deskundige aan die overeenkomstig het tweede lid advies uitbrengt over de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon."

De parlementaire voorbereiding laat er geen twijfel over bestaan dat hiermee de gevallen van weigering door de patiënt worden bedoeld (Wetsvoorstel (R.Terwingen, c.s.) tot invoering van een globaal beschermingsstatuut voor meerderjarige wilsonbekwame personen, MvT, Parl.St. Kamer 2010-11, nr 53K1009/001, 67).

4/ Patiënt is wilsonbekwaam

Indien de patiënt wilsonbekwaam is, voorziet het artikel 14 van de patiëntenrechtenwet in een systeem van vertegenwoordiging. Voor zover de patiënt toen hij nog wilsbekwaam was, geen vertegenwoordiger heeft aangeduid, zal op basis van de cascaderegeling van dit artikel 14 een vertegenwoordiger van de patiënt kunnen worden geïdentificeerd. Indien de te beschermen persoon geen samenwonende partner meer heeft, zullen alle meerderjarige kinderen bevoegd zijn om op te treden als vertegenwoordiger. Het zijn deze vertegenwoordigers van de wilsonbekwame patiënt die ook de toestemming geven hetzij voor een medisch onderzoek waartoe een derde een arts heeft belast teneinde een omstandige geneeskundige verklaring te kunnen opstellen hetzij voor het doorgeven aan de externe arts van de nuttige en noodzakelijke inlichtingen van geneeskundige aard uit het patiëntendossier.

Indien de kinderen als vertegenwoordigers optreden op basis van het vermelde cascadesysteem, behartigt de arts in geval van conflict tussen de kinderen, zo nodig in multidisciplinair overleg, de belangen van de patiënt.

Indien in casu een kind van de patiënt als vertegenwoordiger een externe arts vraagt om een medisch onderzoek uit te voeren voor het opstellen van de omstandige geneeskundige verklaring en de andere kinderen die tevens als vertegenwoordiger optreden, zijn daar niet mee akkoord, komt het aan de externe arts toe om hierover in het belang van de patiënt te oordelen.

Overeenkomstig het artikel 11 van de Code van geneeskundige plichtenleer moeten artsen goede collegiale betrekkingen met elkaar onderhouden en elkaar bijstaan. Met verwijzing naar het in artikel 14 van de patiëntenrechtenwet vermelde multidisciplinair overleg in geval van conflict tussen vertegenwoordigers van dezelfde rang, heeft de externe arts de deontologische plicht om contact op te nemen met de behandelend arts om dit conflict te bespreken. Zij nemen gezamenlijk een beslissing in het belang van de te beschermen persoon. De externe arts en behandelend arts verwijzen de persoon die een beschermingsprocedure wenst op te starten naar de toepassing van het artikel 1241, laatste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

5/ Behandelend arts

De nationale raad herinnert aan zijn advies van 18 augustus 2001 "Omstandig geneeskundig verslag met het oog op de bescherming van de persoon van de geesteszieke", waarin wordt benadrukt dat de behandelend arts de meest geschikte persoon is om in het belang van de patiënt en met respect voor de vertrouwensrelatie het medisch onderzoek uit te voeren en de omstandige geneeskundige verklaring op een professioneel en intellectueel onafhankelijke wijze op te stellen.

De behandelend arts dient hiertoe de geïnformeerde toestemming van de patiënt of van zijn vertegenwoordiger(s) te verkrijgen.

1: Ingeval de verzoeker in de absolute onmogelijkheid verkeert om de geneeskundige verklaring bedoeld in het eerste lid bij het verzoekschrift te voegen, geeft hij in het verzoekschrift uitdrukkelijk de redenen hiervoor aan en motiveert hij waarom een rechterlijke beschermingsmaatregel hem aangewezen lijkt. De vrederechter die bij een uitdrukkelijk met redenen omklede beschikking oordeelt dat aan het vereiste van de absolute onmogelijkheid is voldaan en dat in het verzoekschrift voldoende ernstige redenen worden opgegeven die een beschermingsmaatregel kunnen rechtvaardigen, stelt een geneesheer-deskundige aan die overeenkomstig het tweede lid advies uitbrengt over de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon.]1
2: Koninklijk besluit van 31 augustus 2014 tot vaststelling van de inhoud en de vorm van het standaardformulier van omstandige geneeskundige verklaring ter uitvoering van artikel 1241, 2e en 3e lid, van het Gerechtelijk Wetboek

terug

Wijziging van artikel 42 van de Code van geneeskundige plichtenleer

De Orde der artsen werkt tegen het voorjaar 2018 aan een nieuwe code van geneeskundige plichtenleer.

TITEL II : De arts ten dienste van de patiënt

Hoofdstuk 3 : Het medisch dossier

Artikel 42 
De arts helpt de patiënt bij de uitoefening van zijn recht op inzage en op afschrift van zijn dossier.

terug

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht